Onderwerpen in dit artikel:

Het wordt steeds duidelijker dat de darm een centrale rol speelt in onze algemene gezondheid, en meer specifiek het complexe systeem van micro-organismen die in de darm leven, samen de darmmicrobiota genoemd.


Darmmicrobiota: een belangrijke rol in het immuunsysteem

De darmmicrobiota bestaat uit meer dan 35.000 soorten bacteriën, plus miljoenen andere micro-organismen zoals virussen, schimmels, archaea en protozoa1. Deze zeer diverse gemeenschap bestaat grotendeels in harmonie met hun gastheer en kan de manier waarop zijn of haar lichaam werkt, beïnvloeden1.

Een gezonde, evenwichtige darmmicrobiota helpt het immuunsysteem in het beschermen tegen ziekteverwekkers en tolereert anderzijds onschadelijke stoffen2,3, zoals pollen en melkeiwit (die tot geen of weinig ernstige allergische reacties leiden). Een onevenwichtige darmmicrobiota – ook wel ‘dysbiose’ genoemd – wordt daarentegen in verband gebracht met allergieën en ziekten zoals astma, inflammatoire darmstoornissen, eczeem en diabetes4,5.

Er zijn nu steeds meer aanwijzingen dat dysbiose van de darmmicrobiota in de eerste levensjaren nauw verband houdt met de ontwikkeling van voedselallergieën, waaronder koemelkeiwitallergie (KMEA)6,7. In vergelijking met gezonde baby's hebben zuigelingen met KMEA een onevenwichtige darmmicrobiota met lagere niveaus van bifidobacteriën7.

Hoewel het onduidelijk is hoe dysbiose van de darmmicrobiota tot voedselallergieën leidt, suggereren studies dat de darmmicrobiota het immuunsysteem beïnvloedt door het metabolisme van het lichaam en de immuunrespons te veranderen1,4. Daarom is het mogelijk dat zuigelingen met KMEA, die vatbaarder zijn voor infecties8, niet alleen een effectieve genezing van hun allergiesymptomen nodig hebben, maar ook een middel om de dysbiose in hun darmmicrobiota opnieuw in evenwicht te helpen brengen.

Het prille leven: een belangrijke periode voor de darmmicrobiota in ontwikkeling

De eerste 1000 levensdagen vormen een kritiek moment voor de ontwikkeling van een gezonde darmmicrobiota9. De darmmicrobiota van een baby verandert in de loop van de tijd en is volledig ontwikkeld op de leeftijd van ongeveer drie jaar10-12.

Wanneer het delicate evenwicht van de darmmicrobiota tijdens deze gevoelige periode wordt verstoord, kan dit het risico op ziekte verhogen, niet alleen bij jonge kinderen, maar ook op latere leeftijd9. Factoren die de darmmicrobiota in de eerste levensjaren kunnen beïnvloeden, zijn onder meer1:

  • type geboorte. Vaginaal geboren zuigelingen komen in contact met een andere microbiota dan zuigelingen geboren via een keizersnede, wat uiteindelijk de samenstelling van bacteriën in hun darmen beïnvloedt13.
  • gebruik van antibiotica. Sommige studies hebben aangetoond dat het gebruik van antibiotica in de eerste levensjaren verandert en de diversiteit van de darmmicrobiota vermindert14.
  • omgevingsfactoren. Er wordt aangenomen dat blootstelling aan chemicaliën en verontreinigende stoffen door inname en/of inademing de samenstelling van de darmmicrobiota beïnvloedt15-17.
  • voeding tijdens de eerste levensjaren. Voeding tijdens de eerste levensmaanden speelt een belangrijke rol in de opbouw van de darmmicrobiota en kan de ontwikkeling van allergieën beïnvloeden18.

Vroege voeding en gezonde darmmicrobiota

Moedermelk is de best mogelijke voeding voor zuigelingen, niet alleen omdat ze alle voedingsstoffen bevat die ze nodig hebben voor een normale groei en ontwikkeling, maar ook omwille van hun vermogen om de ontwikkeling van een gezonde darmmicrobiota vorm te geven. Dit gebeurt via de levering van nuttige bacteriën (bv. Bifidobacterium), evenals koolhydraten, oligosachariden genoemd, die de groei van die nuttige bacteriën stimuleren19-21. Zuigelingen die borstvoeding krijgen, hebben meestal een darmmicrobiota die wordt gedomineerd door bifidobacteriën in vergelijking met zuigelingen die flesvoeding krijgen9.

Wanneer een baby niet uitsluitend borstvoeding kan innemen, kan het kiezen van een flesvoeding die is ontworpen om de darmmicrobiota te ondersteunen, helpen bij de ontwikkeling van een evenwichtige darmmicrobiota en zo bijdragen aan zijn of haar algemene gezondheid op korte en lange termijn19-22.

Wat is SYNEO en hoe helpt het zuigelingen met KMEA?

SYNEO is het enige KMEA-assortiment dat onze unieke mix van pre- en probiotica bevat die samenwerken om het immuunsysteem te ondersteunen23-25.

  • nuttige bacteriën Bifidobacterium breve, afkomstig uit een familie van bacteriesoorten die vaak voorkomt in moedermelk26,27 en waarvan klinisch is bewezen dat ze een immunomodulerend effect hebben28.
  • onze vertrouwde prebiotisch oligosacharidemengsel, scGOS/lcFOS (9:1), dat fungeert als voedsel voor de nuttige bacteriën29. De prebiotica in SYNEO zijn onderzocht in meer dan 30 wetenschappelijke studies en bieden aantoonbare ondersteuning van gezonde darmmicrobiota en de ontwikkeling van het immuunsysteem26.

Het is klinisch bewezen dat SYNEO de darmmicrobiota van zuigelingen met KMEA opnieuw in evenwicht brengt om dichter bij dat van hun gezonde leeftijdsgenoten die borstvoeding krijgen aan te leunen, met minder meldingen van infecties23-25,30. Door SYNEO toe te voegen aan ons assortiment hypoallergene formules voor de dieetbehandeling van KMEA, krijgen zuigelingen met KMEA dezelfde effectieve symptoomverlichting als met ons standaardassortiment, maar klinische studies hebben ook consistente signalen laten zien voor een breed scala aan andere immuungerelateerde voorvallen, waaronder:

  • Minder gemelde ziekenhuisopnames door infecties en lager antibioticagebruik23,24,30,31.
  • Verbeterde meldingen van huidsymptomen en minder gebruik van dermatologische geneesmiddelen24,32.
  • Minder meldingen van astma-achtige symptomen: baby's hebben minder astma-achtige symptomen en hebben na één jaar minder astmamedicatie nodig28.

Referenties

  1. Jandhyala SM et al. World J Gastroenterol. 2015: 21(29); 8787–803.
  2. Azad M, et al. Clin Exp Allergy 2015;45:632–43.
  3. Kirjavainen P, et al. Gut 2002;51:51–5.
  4. Valdes AM et al. BMJ 2018; 361: k2179.
  5. Frati F et al. Int. J. Mol. Sci. 2019: 20; 123–34.
  6. Lee KH et al. Clin Mol Allergy 2020: 18; 5–15.
  7. Dong P et al. Saudi J Biol Sci. 2018: 25; 875–80.
  8. Woicka-Kolejwa K et al. Postepy Dermatologii i Alergologii 2016; 33(2): 109-113
  9. Robertson RC et al. Trends Microbiol. 2019; 27(2): 131–47.
  10. Wopereis H, et al. Pediatr Allergy Immunol, 2014;25:428-38
  11. Scholtens PA, et al. Annu Rev Food Sci Technol, 2012;2:425-47
  12. Arrieta MC, et al. Front Immunol, 2014;5:427
  13. Neu J, et al. Clin Perinatol, 2011 ;38(2) :321-31
  14. Ahmadizar F, et al. Pediatr Allergy Immunol, 2017;28(5):430-7
  15. Patel MM, et al. Environ Res, 2011;111(8):1222-29
  16. Ryan PH, et al. J Allergy Clin Immunol, 2005;116(2):279-84
  17. Ryan PH, et al. Am J Respir Crit Care Med, 2009;180(11):1068-75
  18. Berni Canani R, et al. Front Immunol, 2019 ;10 :191
  19. Walker WA, et al. Pediatr Res. 2015; 77(1–2): 220–8.
  20. Bergmann H, et al. British J Nutr. 2014; 112: 1119–28.
  21. Hunt KM, et al. PLoS One 2011; 6(6): e21313.
  22. Chua M, et al. JPGN 2017; 65: 102–6.
  23. Burks A, et al. Pediatr Allergy Immunol, 2015 ;26(4) :316-22
  24. Fox AT, et al. Clin Transl Allergy, 2019 ;9 :5.
  25. PRESTO - Chatchatee P, et al. Journal of Allergy and Clinical Immunology, 2021
  26. Moro G, et al. J Pediatr Gastroenertol Nutr. 2002; 34:291-5
  27. Cuello-Garcia et al. World Allergy Organ J, 2016;9:1017
  28. Van der Aa LB, et al. Allergy, 2011; 66: 170-7
  29. Schouten B, et al. J Nutr. 2009; 139: 1398-403.
  30. Candy D, et al. Pediatri Res, 2018;83(3): 677-86
  31. Chatchatee P, et al. EAACI Media Library 2019, http://webcast.eaaci.cyim.com/mediatheque/media.aspx?mediaid=79370&channel=8518
  32. Harvey BM, et al. Pediatr Res, 2014 ;75(2): 343-51